Als bestuurder van een jeugdbeschermingsorganisatie krijg je veel verhalen te horen. Schrijnende verhalen, waar je hart van breekt als je aan de kinderen denkt. Schokkende verhalen, bijvoorbeeld vanwege heftig geweld binnen een gezin. Maar vooral warme verhalen, bijvoorbeeld wanneer het is gelukt een kind na lange tijd weer terug te plaatsen bij hun moeder. Verhalen die me trots maken op onze professionals, die ondanks alle werkdruk en kritiek zich met hart en ziel inzetten voor onze gezinnen.
Nu ik na zeven jaar JBRR ga verlaten, wordt mij vaak de vraag gesteld wat me het meeste bij is gebleven. Die vraag kan ik oprecht niet beantwoorden; ons werk heeft mij dagelijks geraakt. Sterker nog, dat is waarom ik iedere dag met veel energie mijn bed ben uitgestapt. De betekenis die wij hebben in het leven van kinderen en gezinnen, de waarde die we iedere dag proberen toe te voegen - dat is waarom ik dit werk heb gedaan.
Sinds ik mijn vertrek heb aangekondigd, spelen er voortdurend beelden van de afgelopen jaren door mijn hoofd. Zoals van dat meisje van 6 die, onzeker over haar toekomst maar vol vertrouwen in de jeugdbeschermer, diens hand vast hield op weg naar de auto. Of die van een prachtig gesprek tussen de jeugdbeschermer, een boze vader die geen zin zonder vloek kon uitspreken, en ik - alle drie huilend van emotie. Zoals de jeugdreclasseerder, die overstuur kwam vertellen dat haar jongere door geweld om het leven was gebracht. En mijn deelname aan een ethische commissie, waarin iedereen oprecht worstelde met de vraag of het wel of niet veilig genoeg was voor een kind thuis. Of die keer dat ik midden in de nacht in de auto stapte onderweg naar twee crisismedewerkers die met een ongelofelijk heftige situatie te dealen hadden.
Afgelopen week had ik een gesprek met twee pleegouders. Zij waren boos op JBRR omdat we in hun ogen niet het goede hadden gedaan voor hun pleegkind. Ik was onder de indruk van de mail die ze mij hadden gestuurd. Een mail met kritische feedback, waarbij deze pleegouders in alle openheid en op respectvolle toon, mij vertelden wat we beter zouden kunnen doen.
Toen ik die ochtend naar beneden liep om deze pleegouders te begroeten, voelde ik een steek van emotie omdat ik mij realiseerde dat dit mijn laatste gesprek als bestuurder JBRR met cliënten zou zijn. En bekroop mij ook een gevoel van twijfel: had ik dit soort gesprekken niet veel vaker moeten voeren? Want hoewel het echt niet altijd makkelijke gesprekken waren, heb ik er wel altijd van geleerd. Zelfs bij een enorme boosheid die een goede communicatie in de weg staat, weet ik dat die boosheid wel ergens vandaan komt. Iemand voelt zich niet gezien of gehoord, iemand vindt dat hem of haar onrecht is aangedaan, of simpelweg iemand wil zijn kind vaker zien. Allemaal begrijpelijke vragen en reacties. Voor mij blijft de vraag of het ons voldoende lukt om goed te blijven luisteren. Natuurlijk is dat moeilijk als de ander in de communicatie grenzen overschrijdt, en soms zelfs bedreigend is. Toch blijft dat onze opdracht: luisteren.
Terug naar het gesprek met de pleegouders. Twee kleurrijke vaders, die jarenlang voor Mason* hadden gezorgd. Maar het ging niet meer. Voor hun gevoel waren ze al jaren bezig de goede hulp voor de jongen te regelen. En vonden ze dat ze onvoldoende door ons waren ondersteund. Twee hoogopgeleide vaders, die uitstekend onder woorden konden brengen wat ze willen. En toch is het ons niet goed genoeg gelukt naar ze te luisteren.
Hoewel beide vaders best kritisch over JBRR waren, ging het hun er niet om hun gelijk te halen. Zij wilden alleen maar dat wij leren. Dat we het een volgende keer anders, beter doen. Wat mooi dat ze, ondanks hun drukke banen, hier allebei de tijd voor hebben genomen. En eigenlijk is hun boodschap heel simpel: luister naar ons met empathie en op een zo gelijkwaardig mogelijke manier. Probeer ons te begrijpen, en geef het gewoon toe als je iets niet goed hebt gedaan.
Ja, ik heb vaak geroepen dat de jeugdbeschermer een onmogelijke opdracht heeft. Dat hij veel te weinig tijd heeft om een relatie met de cliënt op te kunnen bouwen, om het goede te doen, in een complex stelsel met wachttijden in de gehele keten – ook bij ons. Maar dat is géén excuus om niet te leren. Want sommige dingen hoeven geen tijd te kosten. En het gebeurt. In die zeven jaar zijn er zoveel mooie voorbeelden voorbij gekomen. Jeugdbeschermers die vertellen over wat ze samen met een ouder of een jongere hebben bereikt. Jeugdbeschermers die om weten te gaan met het formele gezag dat zij hebben. Die ondanks dat gezag naast het gezin gaan staan. Die zich kwetsbaar op durven te stellen. Die duidelijk zijn. Die zich aan hun afspraken houden. Die durven te twijfelen. Die hun eigen tegenspraak organiseren. En die de ander zien om wie hij is.
Dát is wat mij uiteindelijk het meeste bij blijft. Zoals een jeugdreclasseerder onlangs tegen mij zei: “Belangrijk is dat we de passie behouden, durven te reflecteren en weer naast de gezinnen gaan staan of blijven staan waarbij we zoveel als binnen de kaders past meebewegen.”
Ik vind het een fijn idee dat ik JBRR achter mag laten met perspectief. Het ministerie van JenV heeft onlangs structureel een fors bedrag vrijgemaakt om de workload van de jeugdbeschermer te kunnen verlagen. Dat is de erkenning voor ons vak. En tegelijkertijd een mooie kans. Als jeugdbeschermingsorganisaties zijn wij dan echt aan zet: we kunnen met deze middelen ons werk beter doen. Samen zorgen dat de kwetsbare kinderen en gezinnen de kwaliteit krijgen die zij verdienen. Ik wens alle professionals in de jeugdbescherming ontzettend veel doorzettingskracht, zelfreflectie, lef en waardevolle momenten. Weet, jullie maken het verschil. Iedere dag weer.
*een gefingeerde naam i.v.m. privacy