Blog - Arina Kruithof, bestuurder Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond | Met een dubbel gevoel las ik het artikel ‘Wij gaan voor je zorgen. Maar hoe?’ in het NRC van vandaag. In alle openheid hebben wij - en met ons vele andere spelers in het Rotterdamse - de afgelopen maanden de deuren van ons werken open gezet. Een journalist liep met ons mee in het Crisis Interventie Team, sprak met jeugdbeschermers, zorgbemiddeling en interviewde mij. Met als doel de buitenwereld een kijkje te geven in het vaak complexe en moeilijke werkveld van onze jeugdbeschermer.
De beschreven problematiek, schrijnende casuïstiek en dringende vraagstukken herken ik dan ook zeer. Tegelijkertijd is enige nuance op zijn plaats. ‘Arina, ik krijg een naar gevoel van dit stuk, het maakt me zelfs een beetje boos..’ vertelde een van de jeugdbeschermers die meewerkte mij. Het artikel doet geen recht aan de inspanningen - en vaak passende uitkomsten - van onze gedreven jeugdbeschermers en organisaties om kinderen veilig te houden. Waar is het complete beeld van de huidige zorg? Er gaan dingen mis, maar er zijn zoveel meer voorbeelden te noemen waar de begeleiding goed gaat en de gezinnen geholpen worden.
Kinderen raken beschadigd in onveilige opvoedingssituaties. Bijvoorbeeld waar volwassenen elkaar naar het leven staan en hun kinderen ondertussen niet vrijwaren van de onderlinge strijd. Situaties die onacceptabel en bovenal onveilig zijn voor kinderen en waarvan we met elkaar vinden dat er moet worden ingegrepen. Tegelijkertijd komt hier het dilemma: wij vertegenwoordigen het kind, zijn of haar situatie moet verbeteren. Maar ingrijpen op zich kan ook traumatische effecten hebben. Altijd moet je je als jeugdbeschermer afvragen: is het middel niet erger dan de kwaal? Wat gebeurt er als je iets doet, wat gebeurt er als je niets doet? Níet kiezen is geen optie. In de jeugdbescherming bestaan geen blauwdrukken: wat voor het ene kind of gezin werkt, hoeft helemaal niet het beste te zijn voor het andere kind of gezin. Een jeugdbeschermer moet continue afwegingen maken, geconfronteerd met grote dilemma’s. Dat werk moet vervolgens gedaan worden in een sector onder grote financiële druk en met grote arbeidstekorten waardoor er nauwelijks tijd is voor reflectie. Ga er maar aan staan. Gelukkig kunnen we rekenen op adequate professionals die vanuit kennis en kunde, maar bovenal een enorme betrokkenheid bij kinderen hun werk doen. In Rotterdam zien we veel gezinnen waar het wél goed gaat, waar passende hulpverlening wordt ingezet, de veiligheid en ontwikkeling van kinderen wordt gewaarborgd, ontwikkelingsbedreigingen worden opgeheven en hulpverlening in het vrijwillig kader weer toereikend is. Daarnaast zien we dat de samenwerking - met bijvoorbeeld het wijkteam - wel degelijk op gang komt. Vooruitgang zien we dus zeker, maar het gaat nog lang niet altijd goed genoeg. Naar incidenten wordt binnen de jeugdzorg steeds beter onderzoek gedaan: waarom ging het mis en wat kan er van geleerd worden? Niet om een oordeel te vellen en met de vinger te wijzen, maar om samen te kijken hoe we het de volgende keer beter kunnen doen. Dat samen leren is in Rotterdam inmiddels gemeengoed geworden: samen met onze ketenparters, én samen met de gemeenten als lokale stelselverantwoordelijke. Het stelsel van de jeugdzorg is ingewikkeld, er zijn veel spelers en instanties. Er is veel verantwoordingsdruk. Tegelijkertijd leven we in een maatschappij die gelooft in een maakbare wereld. Een wereld waarin we het moeilijk vinden te accepteren dat er soms onvermijdelijke dingen gebeuren, hoe erg ook. Dit zorgt ervoor dat we het liefst alles dichtregelen. En tel daar dan vervolgens het landelijke beeld van wachtlijsten, de gevolgen van bezuinigingen en een krappe arbeidsmarkt bij op. Wij hebben genoeg ambities, maar kunnen die niet altijd waarmaken in een sector onder druk. Dus ja, graag betere probleemanalyses, meer tijd voor het kind, meer tijd voor reflectie en meer waardering voor de jeugdprofessional. Daarin is echt nog wel winst te behalen. We zien het en doen wat we kunnen, maar voelen ons soms met de rug tegen de muur. Op dit moment doen wij ons werk zo goed mogelijk binnen de huidige mogelijkheden van onze eigen organisatie en middelen. We maken afspraken met partners om zo optimale samenwerking binnen de kaders van het huidige stelsel te realiseren en we kijken in landelijk verband hoe we de sector op korte en lange termijn kunnen verbeteren door niet weg te lopen voor een discussie over het stelsel en ons eigen bestaansrecht.