‘Het is mijn toekomst! Waar wachten we op?’

18 juni 2019

Vandaag ontvingen wij van gemeentelijke Kinderombudsman Stans Goudsmit het rapport ‘Het is mijn toekomst! Waar wachten we op?’. De kinderombudsman behandelt klachten over de gemeente, jeugdhulp en onderwijs. In het rapport zijn een aantal ervaringen en oplossingen van jongeren in de gespecialiseerde jeugdhulp opgetekend. Met als doel een bijdrage te leveren aan een betere jeugdhulp.

Vandaag ontvingen wij van gemeentelijke Kinderombudsman Stans Goudsmit het rapport ‘Het is mijn toekomst! Waar wachten we op?’. De kinderombudsman behandelt klachten over de gemeente, jeugdhulp en onderwijs. In het rapport zijn een aantal ervaringen en oplossingen van jongeren in de gespecialiseerde jeugdhulp opgetekend. Met als doel een bijdrage te leveren aan een betere jeugdhulp.

De kinderombudsman roept in het rapport op om te luisteren naar kinderen en jongeren. Binnen Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond willen wij de cliënt graag centraal stellen. Dit is te allen tijde het uitgangspunt van ons handelen. Wij zijn er immers voor de kinderen en jongeren die aan ons zijn toevertrouwd. Daarnaast vinden wij een gesprekspartner in onze Cliëntenraad, waar een gedreven groep (oud)cliënten onze organisatie voorziet van de nodige feedback. Naar aanleiding van de waardevolle Jongerendialoog die wij eerder dit jaar organiseerden, zijn er nu ook plannen om een Jongerenraad op te richten.

Stans Goudsmit wijst in het rapport op het belang om ouders te betrekken op het Jeugdbeschermingsplein. Wij onderschrijven dit belang en zijn blij te kunnen melden dat dit in een groot aantal van de gemeenten in onze regio inmiddels het geval is. Overigens: ouders hebben binnen ons werk altijd al een plek aan de zogeheten teamtafel. Dit is een breed overleg wat wij organiseren na de start van een maatregel, tussentijds en richting afsluiting, met ouders en alle overige belangrijke betrokkenen aan tafel. In dit overleg wordt gezamenlijk wat er nodig is voor een jeugdige en het gezin en wie wat gaat doen.

In het rapport wordt ook gewezen op de misstanden in de jeugdhulp. Zo signaleert de kinderombudsman lange wachtlijsten, veel wisseling in jeugdbeschermers en moeilijke bereikbaarheid. Daarbij kaarten o.a. rechtbank en advocaten aan dat zij zien dat jeugdbeschermers overlopen. Deze geluiden zijn ons natuurlijk niet onbekend en krijgen op dit moment gelukkig landelijk de aandacht. We hebben op dit moment te maken met een hoge werkdruk, veroorzaakt door te weinig financiële middelen, een krappe arbeidsmarkt en de fikse stelselwijziging. In dit kader werd eerder in de blog ‘Ga er maar aan staan’ van onze bestuurder Arina Kruithof erkenning gevraagd voor de moeilijke taak waar onze jeugdbeschermers  dagelijks aanstaan.

Gelukkig gaat er in ons werk ook heel veel goed en zijn er veel kinderen en jongeren die wij daadwerkelijk verder kunnen helpen. Zoals in het rapport zelf staat: het geeft geen compleet beeld van de jeugdzorg.

Reactie van onze Cliëntenraad
“Wij herkennen de signalen van de ombudsman. Tegelijkertijd zien we een aantal belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen binnen JBRR. Onze samenwerking met JBRR is – met name op organisatorisch - aanzienlijk verbeterd. Wij voeren frequent gesprekken met allerlei betrokkenen binnen en buiten de organisatie. Intern bijvoorbeeld maandelijks met de bestuurder of met jeugdbeschermers en gebiedsmanagers bij trainingen, organisatiebijeenkomsten of werkgroepen. Maar wij spreken ook met andere cliënten om hun meningen en ervaringen te horen, individueel of op een ouderavond. Deze cliënten ervaren vaak steun ons en voelen (h)erkenning voor hun verdriet en boosheid.

Deze gesprekken op verschillende niveaus dragen ertoe bij dat het cliëntperspectief binnen JBRR steeds beter op tafel komt en de cliënt zich meer gehoord en begrepen wordt. De stem van de cliënt is steeds meer zichtbaar in de organisatie. Het zou goed zijn om in de uitvoering nog meer rekening te houden met de wensen en mogelijkheden van de cliënt. Zoals bijvoorbeeld bij het Jeugdbeschermingsplein. Zo zou indien mogelijk in de planning meer rekening gehouden kunnen worden met de schooltijden en het werk van de gezinnen.”